Langues modernes Néerlandais

Cours particuliers de néerlandais au CEAP à Liège

Les cours sont donnés aux élèves du secondaire, de primaire et du supérieur (hautes écoles et université).

Révision de toute la grammaire néerlandaise et exercices: la conjugaison à tous les temps de l'actif et du passif, les temps primitifs, le discours indirect, les auxiliaires de mode, l'infinitif avec ou sans te, les pronoms personnels sujets et compléments, les adjectifs ou déterminants possessifs, les prépositions, les pronoms relatifs, le genre des mots (masculin, féminin, neutre), les règles d'orthographe, la négation (niet, geen), ainsi que les adverbes pronominaux qui sont dédramatisés au maximum. Sans oublier la compréhension à la lecture et à l'audition, l'expression orale, la traduction du néerlandais vers le français mais également du français vers le néerlandais .

 

Mettre les phrases suivantes au passé composé.

 

1 De katten (springen) op de gordijnen.

2 Ik (zwemmen) gisteren naar de andere kant van de rivier .

3 Hij (wassen) zijn auto met moeder in de tuin.

4 Ze (schenken) haar moeder een mooi cadeau.

5 We (openen) de deuren van onze nieuwe winkel gisteren.

6 Jaak (vliegen) met Andrea naar Madrid.

7 Jaak (vliegen) verleden week met Andrea naar Madrid.

8 Jaak (vliegen) met Andrea boven Madrid.

9 Vader en ik (wandelen) in het park.

10 Vader en ik (wandelen) door het park.

 

 

1 De katten zijn op de gordijnen gesprongen.

2 Ik ben gisteren naar de andere kant van de rivier gezwommen.

3 Hij heeft zijn auto met moeder in de tuin gewassen.

4 Ze heeft haar moeder een mooi cadeau geschonken.

5 We hebben de deuren van onze nieuwe winkel gisteren geopend.

6 Jaak is met Andrea naar Madrid gevlogen.

7 Jaak is verleden week met Andrea naar Madrid gevlogen.

8 Jaak heeft met Andrea boven Madrid gevlogen.

9 Vader en ik hebben in het park gewandeld.

10 Vader en ik zijn door het park gewandeld.